Het lichaam zet de koolhydraten/suikers uit de voeding om in glucose (suiker), waarna het via de darmen in het bloed wordt opgenomen. De alvleesklier maakt vervolgens het hormoon insuline aan. Insuline zorgt ervoor dat de glucose (suiker) uit het bloed wordt opgenomen in de spier- en vetcellen.
Bij diabetes mellitus is er sprake van te weinig/geen insuline of een verminderde werking van insuline. Hierdoor kan er een verhoogde bloedglucose ontstaan. Het is van belang dat er een evenwicht ontstaat tussen de glucose uit de voeding en de insuline die in het lichaam aanwezig is.
Koolhydraten is een verzamelnaam voor zetmeel en suikers, zoals fructose, glucose, lactose en saccharose. Koolhydraten worden tijdens de spijsvertering omgezet in glucose. Via de darmen komt de glucose in het bloed terecht. Koolhydraten komen voor in veel voedingsmiddelen:
- granen/zetmeel: brood, aardappelen, pasta, rijst
- vruchtensuiker: fruit, vruchtensap
- suiker: frisdrank, koek, snoep, honing, vla
- melksuiker: melk, karnemelk, yoghurt, kwark
Belangrijk is dat de alvleesklier zo min mogelijk wordt belast, waardoor er minder insuline gemaakt hoeft te worden.